De intercity naar Amsterdam
Sophia
Daar zit ik met een tas die rechtop moet blijven staan tussen m'n benen, met een plant en vijf nieuwe soorten thee, en een rugzak op de stoel naast mij met daarin een vuilniszak vol met ondergekotste kleren. Een rokje dat alsmaar omhoog kruipt. Een rode leren jas die door en door naar rook ruikt. Een boek dat ingewikkeld is en minder interessant dan mijn gedachten en de gesprekken van het groepje tieners dat in de vierstoelen-opstelling naast mij zit.
Eergister zat ik nog met vrienden van de middelbare in een park in de stad waar ik altijd gewoond heb en gister dwaalde ik rond in een stad waar ik de weg op geen manier kon vinden. Daar barbecuede ik met vreemden en wist ik niet wat ik zeggen moest. In de ochtend at ik in stilte pannenkoeken in hun tuin.
Waar hoor ik bij?
De trein rijdt gewoon door, terwijl het voelt alsof ik niet verder kan gaan met mijn leven. Een nieuwe stad hoort opwindend te zijn, spannend en vol met nieuwe indrukken. Deze nieuwe stad was rustig, kalm en gevuld met vriendelijke gezichten. Waar is de brutaliteit, het geschreeuw en de harde muziek? En waarom snak ik daar zo naar? Ik weet dat het antwoord ligt in het stellen van de juiste vragen en toch komen alleen vragen in mij op die de onzekerheid en twijfel over deze stad versterken.
In welk park moet ik gaan liggen als ik geruis om mij heen wil horen tijdens het leren? Waar ligt de sojasaus in de supermarkt? Zal ik tijdens het hardlopen voor een stoplicht moeten wachten? Zullen er vogels zijn die mijn rust doen verbreken na een late avond?
Het kiezen van een studie, en daarbij ook de keuze waar ik zal gaan studeren, vind ik lastig. Om in een ander land of andere stad opnieuw te beginnen is een schitterende ervaring. Toch wil ik ook blijven waar ik nu ben en de vertrouwde chaos om mij heen hebben. De vragen die ik stel zijn meer aan mijzelf gericht, dan aan supermarkten en vogels. De vragen zijn persoonlijk en sommige zijn misschien zelfs suf. In principe gaat het om mijn aanpassingsvermogen en heeft het weinig met de stad te maken. Toch zijn het antwoorden die ik wil hebben.
Zal ik hier vrienden kunnen maken die soortgelijke interesses hebben
en passies of zal ik mij de hele tijd als een vis op het droge voelen?
Het maakt uiteindelijk niet uit hoeveel vragen ik stel of hoeveel antwoorden ik vind. Het is niet erg om te twijfelen en bang te zijn over een nieuwe leefruimte en stad. Dit schrijf ik wel, maar vanbinnen denk ik dat dit klinkklare onzin is. Over een jaar zal ik vast terugkijken en zullen al deze zorgen niet meer bestaan. Dan zal ik mezelf pas geloven.
De trein rijdt Amsterdam binnen. Ik herken de grote panden om mij heen en weet precies waar ik uit moet stappen. Met mijn volle tassen leg ik de vertrouwde route af, naar huis.